The Collaborative International Dictionary
Goud
Goud \Goud\, n. [Cf. OF. gaide, F. gu[`e]de, fr. OHG. weit; or cf. F. gaude weld. Cf. Woad.] Woad. [Obs.]
Wiktionary
goud
n. (context obsolete English) woad
Usage examples of "goud".
Paul Van Raat, en zijn vingers plooiden een langen, ijlen sluier, van goud en karmozijn, als een draperie om haar middel.
Moorschen stijl beschilderd met vaalbonte tinten, met goud, verwelkt blauw, verschoten rood.
Paul kan het getuigen, ik heb verteld, Vere, dat je een hart van goud hadt.